Na twee grote rampen en een landelijk onderzoek, krijgen alle Nederlandse gemeenten, provincies en waterschappen de opdracht: richt een omgevingsdienst op. Ga er maar aan staan. Willem Ginjaar deed het in Zeeland en werd de eerste voorzitter.
Het zijn rampen die bij iedereen nog in het geheugen gegrift staan: de vuurwerkramp in Enschede in 2000 en de brand bij café het Hemeltje in Volendam in de nacht naar 2001. Gemeenten en provincies bleken niet voldoende toegerust op de uitvoering van de taken vergunningverlening, toezicht en handhaving. De kennis en expertise moest gebundeld worden, om rampen te voorkomen. Dat bleek ook uit een onderzoek in 2008.
Rijk, gemeenten en provincies sloten een overeenkomst. Landelijk moesten er 29 omgevingsdiensten opgericht worden. Willem Ginjaar, lid van het Dagelijks Bestuur van het Zeeuwse waterschap, weet dat moment nog precies. “We zijn in december 2009 gestart met dat proces.” En dat was een moeilijk proces. Taken en personeel van de dertien gemeenten, provincie en waterschap moesten overgedragen worden aan de nieuwe organisatie. Alles moest vanaf de grond worden opgebouwd. Een landelijk voorbeeld was er niet, want iedereen zat in hetzelfde schuitje.
In Zeeland kwam de oprichting van een omgevingsdienst moeilijk van de grond. “Het was trekken aan een dood paard”, blikt Willem terug. Het waterschap was de kleinste speler die het minste te verliezen had in het proces. De bal kwam als vanzelf daar te liggen. In januari 2010 werd Willem gebeld door Jo-Annes de Bat, toen wethouder in de gemeente Goes en Piet Polderman, wethouder in Vlissingen. “Ze belden me onafhankelijk van elkaar, over hetzelfde.” Wat Jo-Annes de Bat toen zei, weet Ginjaar nog letterlijk. “Hij zei: ‘Ginjaar, je moet je bestuurlijke verantwoordelijkheid nemen. Ga er eens wat aan doen.’ Toen heb ik iedereen een mailtje gestuurd. Inclusief de Commissaris van de Koningin.”
Willem plande een datum in, vier dagen later in het kantoor van het waterschap. Op die maandagochtend om negen uur ’s ochtends was het afwachten of iedereen zou komen. “Ik zie mezelf nog staan, daar boven aan de balustrade. Om te kijken of iedereen binnen kwam. Ik viel van de ene verbazing in de andere, ze waren er allemaal. Dat vond ik zó bijzonder, dat heeft indruk op me gemaakt.” Dat gaf hem het laatste zetje dat hij nodig had, om met goedvinden van alle partijen en op zijn manier het proces te leiden. “En toen zijn we begonnen.”
Er werd een organisatiemodel bedacht dat deed denken aan de samenwerking afvalwaterketen. Uit ieder gebied werd een wethouder aangewezen en er was een afgevaardigde van de provincie. “Deze stuurgroep van vijf vergaderde elke maandag.” Vanaf die januari tot het moment dat hij als voorzitter werd benoemd in juli 2013, legde hij heel wat kilometers af. “Alle gemeentehuizen kon ik op den duur blindelings vinden. Plooien glad strijken, iedereen ervan overtuigen dat dit goed was. Praten over de kosten.”
De RUD ging kortom onder een moeilijk gesternte van start, in januari 2014. “Er was veel discussie over geld en eigenlijk was er te weinig personeel. Mijn indruk is dat omgevingsdienst in zijn algemeenheid en de RUD daar nog steeds mee te kampen hebben. Dat betreur ik. An sich is het idee van een omgevingsdienst goed. Dat het werk in een organisatie wordt ondergebracht waardoor je meer kan, is een hartstikke goed streven.”
Langzaam maar zeker kreeg de RUD vorm. “We moesten laveren en onderhandelen. Maar we hielden de stip op de horizon in de gaten. Die stip was RUD Zeeland. Als ik een plan had, ging ik ervoor.” De locatie werd Terneuzen en er werd een directeur benoemd. Iedere maandagochtend was Willem om acht uur in Terneuzen, om met directeur Anton van Leeuwen te overleggen. “Dat heeft gewerkt, Anton en ik hadden hele korte lijntjes.”
In 2015 ging Willem weg bij het waterschap en kwam er daardoor ook een eind aan zijn voorzitterschap bij de RUD. “Als het had gekund, was ik nog een poos gebleven. Ik hou wel van een uitdaging en dit was echt een uitdaging.” Adrie van der Maas werd gekozen als voorzitter. Iets waar Willem volledig achter stond. “Enerzijds had hij oog voor zijn gemeenten en achterban en anderzijds voor het algemeen belang.”
Willem kijkt met trots terug op de beginperiode. “Het proces lag op z’n kont in 2010. Als er geen beroep op me was gedaan, had ik me er ook niet voor in gespannen. Ik zeg wel eens: ik heb de RUD uit de klei getrokken.”